William was zo iemand die meer rondhing bij het meer,
midden in het bos dat aangrensde aan het dorp, dan dat hij iets zinnigs deed. Als
hij eens verstandig bezig was, zou hij brood bakken zoals zijn ouders, maar
William was niet verstandig. Ook niet bezig met uit een cirkel van armoede
komen. Nee, hij was altijd bezig met zichzelf in de nesten te werken, en dan
kwam Amanda altijd opdraven met een goed excuus. Ja, hij had veel te danken aan
zijn zus, maar Amanda wou er altijd wel wat voor terug. Amanda hield van
verfijnde, maar ook peperdure dingen. Hijzelf was in dat opzicht haar
tegenpool, hij hield van eenvoud en haatte nutteloze prullaria. Hij hoefde
enkel praktische dingen waar alles een nut had, geen domme versiersels voor
hem.
Zijn hand ging langs de houten tak die nogal laag
hing. Hij had geen hoogtevrees, hij had gewoon geen evenwicht en daarom zat hij
nu op een stevige, laaghangende tak die nog niet eens door het bladerkruin
bedekt werd. Er waren enkele bladeren, maar de meesten waren er al afgevallen.
Toch vond hij het goed zo, hij zou nooit zo lenig worden als sommige
dorpsgenoten waren. Nee, zo was hij niet en zo zou het ook nooit worden. Hij
had andere kwaliteiten, iedereen irriteren met zijn hooghartige karakter,
bijvoorbeeld. Akkoord, hij kon brood bakken dat beter was dan dat van zijn
vader omdat hij ze altijd liet aanbranden, maar goed. Bijna alle broden van hem
waren aangebrand, omdat hun oven gewoon te snél de broden bakte. Hij raakte
overhit en het was prijs, William liet zich daar gewoon niet door vangen.