1.
Het was november, de zonnige dagen waren al een tijdje over. Het regende hard, wat eigenlijk geen probleem voor mij was, maar wel voor veel andere mensen. Deze mensen hielden er niet van om door de regen naar hun werk of naar school te gaan. Regen, ik hield van regen. Als je dan huilde, kon niemand het zien. Ook het feit dat ik doorweekt werd terwijl ik rustig naar school liep, maakte me eigenlijk niet zo heel veel uit. Mijn haar droop aan alle kanten en mijn kapsel was helemaal verpest. Maar ik verdomde het om een paraplu te gebruiken. Dat had ik van mijn vader overgenomen. Hij vertelde me vroeger altijd dat het verkeerd was om een paraplu te gebruiken. De regendruppels waren de tranen van de wolken, die mocht je niet negeren, want je zou het zelf ook niet leuk vinden als jou verdriet werd genegeerd. Mijn vertrapte gympen vervolgde hun weg over de weg van mijn huis naar school. De plassen bedekte grote delen van de straat. De neiging was groot om als een klein kind in de plassen te springen, zodat het water me om mijn oren vloog. Maar dat deed ik niet, ik kon me inhouden. De school kwam al langzaam in zicht, zo ver was het niet van mijn huis af. Dat was een voordeel, want ik had geen geld voor een auto en mijn moeder ook niet. Sinds de dood van mijn vader was het bergafwaarts gegaan met het inkomen. We liepen op onze tenen, het huis kon nog net goed betaald worden. Mijn ogen gingen over het schoolplein, waar leerlingen naar binnen sprintte, omdat ze niet wilde dat ze nog natter werden. Ik rolde met mijn ogen, waarom deden ze die moeite als ze toch al doorweekt waren?
Verder, tips, kritiek, mening? c: