Proloog.
Ik stak mijn handen in mijn zakken. Ik wist dat het geen goed idee was om op dit uur alleen naar huis te gaan. Ik richtte een blik achter me en tot mijn grote spijt werd mijn angst en voorgevoel bevestigt. Ze waren met vier, ze hadden gedronken, en ik was alleen. Ik wist dat ik nog een heel eind moest voor ik thuis was dus echt gerustgesteld was ik niet. Ik versnelde mijn pas, op een onopvallende manier. Op een gegeven moment begonnen ze dingen naar me te roepen. Het klonk meer als gegons dan geroep en het maakte me doodsbang. Blijkbaar waren ze dichterbij dan ik had gedacht. Ik versnelde mijn pas tot ik uiteindelijk aan het rennen was. Een straatlantaarn boven me knipperde en viel uiteindelijk uit. Het donker maakte me bang. Mijn hart ging ik schokjes. Ze waren dichtbij, veel te dichtbij. Ik kon hun passen vlak achter me horen. Snel rende ik door naar de drukke snelweg. Ik zette mijn capuchon op en stak over.